dinsdag 30 april 2013

“Wat je met rust laat, kan groeien”



Is de titel van een boek over het Fochteloërveen. Het zijn niet alleen de mooie fotografie en de beschrijvingen van het gebied, de bijzondere flora en fauna (Kraanvogels !!), maar vooral de verhalen van de mensen die bij het gebied betrokken zijn, die het een erg boeiend boek maken. Je leest tussen de regels door over de spanning die er regelmatig leeft tussen professionele natuur beherende instanties en overheden enerzijds en de bevlogen, maar zeer deskundige, liefhebbers anderzijds. Je leest over de keuzes die er worden gemaakt. Dat de vernatting die nodig is om Kraanvogels veilig en rustig te laten broeden niet altijd goed is voor broedende Paapjes, overwinterende Adders of Gladde slangen. Er moeten, soms duivelse, keuzes worden gemaakt in het natuurbeheer. En het lukt de betrokkenen steeds beter om daar samen uit te komen. Want iedereen begrijpt ergens wel, dat willen we de natuur die daar leeft behouden, dat dit niet kan zonder ingrijpen in de waterhuishouding of zonder actief beheer.

Maar de verschillen van inzicht worden vooral manifest wanneer een standpunt ingenomen moet worden over, recreërende dagjes mensen, fanatieke natuurfotografen, twitchers die aan hun jaar- en levenssoortenlijsten werken, sportvliegtuigjes, luchtballonnen en het afsluiten van wegen, fiets- en wandelpaden. Kortom; over de beperking van de fysieke aanwezigheid van mensen. Een universeel thema dat niet alleen in het Fochteloërveen speelt, maar de komende jaren ook dichtbij in Polder Blokhoven.

Mijn mening hierover heb ik op verschillende manieren al eerder verwoord op dit blog: De natuur zit helemaal niet te wachten op de aanwezigheid van recreanten, van haar liefhebbers en zelfs niet op die van haar beschermers (zie: Bezoekeffect). Natuur heeft rust nodig om te gedijen en te groeien.

Het was in de kerstvakantie dat ik het boek had gelezen. Het kwam vandaag weer in me op n.a.v. de volgende gebeurtenis: Morgen is het 1 mei en boer Jan vraagt of ik op perceel 4 nog even wil zoeken naar weidevogellegsels. Vandaag grazen zijn koeien er voor het laatst en hij wil het perceel nog graag slepen voordat het tot 15 juni met rust zal worden gelaten t.b.v. de weidevogels. Ik verwacht er eigenlijk niks te vinden, maar tref een voltallig legsel en een “drietje” aan van een Kievit- resp. Gruttopaartje dat kennelijk tussen de koeienpoten is gaan broeden. Wanneer ik mijn verbazing daarover kenbaar maak aan Jan geeft hij treffend zijn visie: “Dat komt omdat er rust heerst in dat perceel, de koeien, de boer heen en weer om de koeien te halen en niet achter de nesten aan. En de tractor niet te vergeten. Ik ga slepen”.

Meer informatie:
  1. www.hetfochteloerveen.nl 
  2. “Wat je met rust laat, kan groeien”; Het Fochteloërveen. Door: Herman Feenstra en Harke Kuipers. Uitgeverij Het Waait, Steenenkamer, december 2012.

donderdag 25 april 2013

Dertien is een mooi getal....




...wanneer ik in aanmerking neem dat het voorjaar nog lang op een koude winter leek en de natuur bijna tot stilstand was gekomen. .....nu het dit voorjaar weer stiller is geworden op het boerenland. Ik merk het dagelijks wanneer ik naar mijn werk trap op de fiets. Dertien is juist dan een mooi getal omdat het aangeeft dat we meer legsels hebben gevonden dan vorig jaar op dit bedrijf op deze dag. En dat Jan daarom weer druk is met heiningdraden en een batterij om de nesten uit te scharen voor zijn grazend vee. Wanneer ik dan de tijd neem en de eenvoudige symmetrie van het “broedsje” in het strooien nest, dat wat hoger ligt op het groeiend gras, op me in laten werken; dan is dertien echt een mooi getal.
Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2013

zaterdag 13 april 2013

Havik te pletter


Ine, Ewoud, Martin, Peter en Siebe, die vandaag Blokhoven-Oost tellen, zijn wel erg lang onderweg. Ik fiets ze een stukje tegemoet over de Achterdijk om te zien of er wat  bijzonders aan de hand is. Dat blijkt het geval! Zoals dat wel vaker gaat werd het groepje tellers, “ondanks” hun onopvallende kleding en dito gedrag, toch herkend als vogelaars. Aan de Pothuizerweg werden ze in die hoedanigheid aangesproken door een bewoner die een roofvogel met prooi (dode duif) naast het huis had gevonden; gecrasht tegen het glas. Niet veel later staan we in een kring rond een dode Havik tussen de koffiespullen op een picknicktafel:


Haviken zijn met 1500 - 1800 broedparen in Nederland niet echt schaars meer, maar ik ben oud genoeg om meegemaakt te hebben dat dit er minder dan 100 waren. Daarenboven is een Havik een top-predator. De aanwezigheid van een (levende) Havik merk je onmiddellijk aan de reactie van andere vogels. Let maar eens op buiten. Je kunt in de alarmroep van Zwarte kraaien hóren dat het menens is: “Havik in de buurt" En dat is niet voor niks. In 2012 in Nederland verzamelde prooiresten bestonden naast duiven (43%; vooral Hout- en te trage postduiven) voor 16% uit kraaiachtigen. Bijna nooit krijg je de kans om echt dichtbij te komen. En al is deze morsdood, we hebben bewondering voor de vogel.


Ook discussie over het geslacht trouwens en meten de spanwijdte: 98cm. Volgens Svensson zou het dan een man moeten zijn (die van de dames begint bij 110cm, Havik vrouwen zijn een stuk groter dan mannen). Thuis kunnen we terugvallen op uitgebreidere geschreven kennis (zie onder) en gaan meer gestructureerd aan de slag:

Gewicht = 688 gram; Lengte, gemeten van punt snavel over de rug tot uiteinde staart = 53cm; Vleugellengte = 32.8cm; Handpen 8 = 24cm; Tarsus (loopbeen) = 8.2cm; Spanwijdte van de klauw = 10.1cm; Achternagel = 2.7cm

Het gemeten gewicht is nagenoeg het gewicht van de gemiddelde Nederlandse Havikman. De leeftijd is moeilijker te duiden. We zien een oranjeachtig oog (past bij volwassen), smalle bandjes in de borstveren en dichtlopende “vensters” in de handpennen, wat eveneens op volwassen (>3jaar) zou duiden. Maar een deel van de hand- en armpennen (aangeduid met V-tjes op de foto) heeft een meer bruinige (juveniele?) tint.



We sturen de gegevens en foto’s met onze vraag naar leeftijd op naar Hanneke Sevink en Rob Bijlsma (zie: Werkgroep Roofvogels Nederland ). Hanneke mailt dat ook bij volwassen vogels gesleten hand- en armpennen bruinig getint kunnen zijn. De reactie van Bijlsma schept duidelijkheid over de leeftijd: “Jammer van dat mooie mannetje, een oude knar, zo te zien. En dan toch een raam opzoeken om ertegen te sneuvelen”.
Zo werkt het buiten. Wanneer de reflexen niet snel genoeg meer zijn zal dat eens fataal zijn. In dit geval een dubbele tragedie want waarschijnlijk zit nu ergens in de polder een Havik dame in grote problemen. Vanaf het begin van de eileg (die  meestal in de 1ste week van april valt) tot en met de vroege jongenfase is ze voor haar voedsel afhankelijk van haar partner. Uiteindelijk zal ze geen keus hebben en het broeden moeten staken nu haar gemaal niet meer is.

Tot slot
1) Je stuurt een vraag per e-post over bijzondere waarneming, vondst of kleurring naar meeuwenonderzoeker, grutto-ringer, ganzen-flapper of roofvogelaar en altijd volgt een antwoord dat blijk geeft van een prettig bevlogen deskundigheid. Erg stimulerend.
2) Siebe heeft de vogel overgedragen aan Marc, die de vogel dankbaar meenam voor nader onderzoek op de faculteit diergeneeskunde.

Gebruikte informatie:

  • “Handleiding Veldonderzoek Roofvogels” (KNNV, 1998)
  • “Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels” (Schuyt & Co, 1993) beide geschreven door R. Bijlsma e.a 
  • De Takkeling 21 (2013): p18 - 22.

zaterdag 6 april 2013

Xcursie Amerongse Bovenpolder




Chris en Johan hebben een vogelexcursie naar de Amerongse Bovenpolder georganiseerd. Vorige jaren waren er steeds andere vogelaarsbezigheden die me weerhielden van deelname. Deze keer is er geen wintervogeltelling op de geplande datum en het beschermingswerk voor de weidevogels…..; tja de weidevogels. Hun broedseizoen stagneert door de aanhoudende koude maar vooral de droogte. We zien het aan de grasmat van de uiterwaard die we doorkruisen; een met ganzenkeutels bezaaide, afgegraasde, bijna stoffige steppevegetatie. Een groepje Grutto’s staat in een ondiepe plas de lente af te wachten. In de achtergrond een streep Wintertalingen en het wit-bruin van een Slobeend. Johan ontdekt een paartje Dodaars dat naar voedsel duikt en grondelende Pijlstaarten. Door de telescoop is mooi te zien, hoe ze water omhoog trappelend hun puntige staarten in de lucht en hun lange nekken onder water proberen te houden. Boven het witte huis aan de dijk maakt een Bruine kiekendief cirkelend hoogte. Twee Raven schuimen laag vliegend de bosjes af naar iets eetbaars. We stoten twee Reeën op die een rustig plekje gevonden dachten te hebben, maar niet geïnformeerd zijn dat dit deel van de Bovenpolder per 1 april open is gesteld. In de mooie oude singels van Meidoorn scharrelen zangertjes die heel goed Tjiftjafjes zouden kunnen zijn; vooralsnog houden ze hun snavel; overleven gaat voor vreugde. In een stokoude wilg klinkt het “tèè, tèè” van paartje Ringmussen. Watersnippen zoeken knerpend een goed heenkomen wanneer we in de luwte van het zomerdijkje voort struinen.


Een Rietgors (foto hierboven) maakt geen punt van het uitblijven van de zon en gunt ons uitgebreide blikken op hoe hij zijn eentonige deuntje voor het voetlicht brengt. Ook de Kieviten op de eilandjes doen hun voorwerk voor de lente; ze betwisten elkaars luchtruim, krabben nestkuilen en gooien met strootjes. Een aanhoudend rondvliegend “pruie, pruie” trekt de aandacht; Kleine plevier (foto bovenaan) in baltsvlucht! Wanneer dit zomerse pleviertje zich zo begint te gedragen, wat kleumen we dan nog langer. Wij hebben door KNMI en Buienradar onze verwachtingen. Deze pleviertjes wéten, dat de lange taaie winter bezig is om over te gaan in een nieuw seizoen.
Met dank aan Chris en Johan voor de organisatie en aan de mededeelnemers voor de hoffelijke gezelligheid.
Voor een lijst van soorten en foto's gemaakt door mededeelnemers klik: HIER.
Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2013
 Deze foto's maakte ik eerder elders.