zondag 22 juli 2012

Groentjes

Altijd leuk die onverwachte waarnemingen of ontmoetingen buiten. Minstens even bevredigend is het vaststellen van de voorspelbare aanwezigheden: Groepen Wulpen tussen sportpark Blokhoven en de Achterdijk, de eerste Kollen in oktober, Grutto’s net over het spoor t.o. het uitkijkpunt Tetwijkse fietspad, de rozetten van Kruisdistels op het talud van de Lekdijk, Smienten op vaste plekken in de Blokhovense wetering, of de Buizerds rond de Blokhoeve. Het bevestigt de, voor mij geruststellende, gedachten dat de natuur haar eigen onafhankelijke gang gaat en haar vaste plaatsen nog niet prijs heeft gegeven aan (on)bedoelde menselijke ingrepen.

Groenlingmannen doen zich tegoed aan onkruidzaad
Nu zijn het Groenlingen die me dit plezier bezorgen. In de zomer tref ik ze vaak ergens rond de boomgaard die aan de noordzijde wordt begrenst door het Tetwijkse fietspad. Over waarom ze hier steeds zijn, is het leuk speculeren. Er is rijpend graan aan de zuid- zowel als noordkant, een bloem- en zaadrijke rand langs de akker bij Miltenburg en er zijn wat grote coniferen bij de boerderijen aan de Achterdijk om in te broeden. Maar een echte verklaring heb ik niet. Vandaag hebben ze hun zinnen gezet op de ingang van genoemde boomgaard aan de Achterdijk. Als ik stop, zoeken zo’n twintig vogels de veiligheid van de singel met eikenbomen. Wanneer ik er een kwartiertje heb gezeten komen ze steeds in kleine groepjes even terug, maar blijven erg alert. Eén onverwachte beweging en “roef” daar gaan ze weer de bomen in. De vogels duiken tussen de laagstam fruitbomen, waar ik hun gedrag niet kan waarnemen, maar komen ook dichterbij op de betonplaten waar ik ze beter kan volgen. Ze doen zich daar tegoed aan de zaden van het onkruid dat hier op en tussen deze verharding groeit. Een enkeling duikt op de toppen van de gerst op het perceel naast me, maar de grootste interesse gaat toch uit naar het onkruidzaad. Dat graan laten ze vooral aan de Huis- en Ringmussen.
Er zijn opvallend veel jonge vogels bij; gestreept en grijsbuin van kleur, met een paar geelgroene veegjes daartussen. Het mooie geelgroen van de volwassen mannetjes of grijsgroen van de vrouwtjes Groenlingen zal pas na hun eerste rui worden verkregen. Qua Groenling zijn het echt nog "groentjes", zo zou je kunnen stellen. Tussen het eten door wordt met grote ijver en zorgvuldigheid het jonge verenpak verzorgd. Hoe "groen" ze ook nog mogen zijn, dát heeft niemand hen hoeven leren.

"
"Groentje"
 Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2012

maandag 9 juli 2012

Vogelaars


Met alleen het kleine koreaantje en mijn auto op de P-plaats had ik deze drukte niet verwacht in kijkhut "Sylkajút". Nu is het met vier paar vogelaarsbenen, inclusief de mijne, vier maal drie statiefpoten en twee spiegelreflexen met lange tele’s al snel vol natuurlijk. Gelukkig is de inschikkelijkheid van vogelaars doorgaans groot. De eerst aanwezigen zijn, vanuit mijn 50+ perspectief, jonge kerels die, door het volledig ontbreken van de kleur groen in hun kleding, zonder hun optiek niet als vogelaar herkenbaar zouden zijn. Er hangt een sfeer van jeugdige dynamiek en vanzelfsprekendheid rond deze mannen. De voertaal is Engels, want de twee Nederlanders hebben een Engelse gastvogelaar mee  genomen naar dit mooiste vogelgebied van Nederland. “Heb je die “Breedbek” al gezien?” Vroeg een van hen, om mij wat onderkoeld in de vreugde over deze zeldzaamheid te laten delen. Dat had ik niet. Nou dat wil zeggen? Vanuit de berm had ik wel een erg donker en contrastrijk exemplaar tussen de Bonte strandlopers gezien dat ik niet goed kon thuisbrengen. Ik schonk er verder niet veel aandacht meer aan omdat de meute tot drie maal toe door een passerende Havik werd opgejaagd en ik me concentreerde op het fotograferen van Bosruiters. De in Nederland schaarse Breedbeksteltloper (minder dan 10 per jaar) is vanuit de hut ook nu nog goed zichtbaar en de kenmerken kunnen worden aangevinkt; ook voor mij een nieuwe soort:

09-07-2012; Breedbek- (links) en Bonte strandloper.
“Caspian tern” roept de in colbert geklede gast en duidt ons de positie van de poetsende Reuzenstern tussen de meeuwen. Ook deze soort; het bakbeest onder de sternen, had ik nooit eerder gezien, maar was ondanks de afstand duidelijk herkenbaar. Toen ik er diplomatiek op werd gewezen, dat die verre Kanoet toch een Krombekstrandloper betrof werd me duidelijk, dat de soortenkennis van de hier aanwezige vogelaars bovengemiddeld was. Het leuke was, dat er behalve van de zeldzaamheden evenzogoed werd genoten van voorbij trekkende Zwarte sterns, de Watersnip die op minder dan vijf meter voor de hut zit te poetsen en de Bosruiter die ruim binnen schootsafstand voor veel oohh’s en aahh’s van de fotografen zorgt (Klik op de foto voor een grotere weergave van dit elegante steltlopertje):

09-07-2012; Bosruiter

Vorige week nam ik op de "uitkijkheuvel" , driehonderd meter van hier, naar het noorden, plaats op het bankje naast een oudere man met zeer markante Friese trekken. Z’n smalle grijze Friese ringbaard accentueert zijn vierkante kaakprofiel, hij draagt de traditionele Friese zwarte klompen (mét daarin zwarte klompschoenen) en naast hem op de bank ligt een grote porrokijker (“coated optics”). Hij zegt niet veel en is onnadrukkelijk, maar toch duidelijk, tevreden over het "daalders plakje" waar we zitten en het uitzicht op de veelheid aan vogels voor ons. Zo nu en dan wordt de kijker aan de ogen gezet. Bijvoorbeeld om goedkeurend vast te stellen, dat de Bergeenden nog met 15 kuikens rondlopen, of om te genieten van de "tinkelende" Baardmannetjes die zo nu en dan even in de toppen van het riet verschijnen om daar zwarte vliegen te eten. Als het theetijd is stapt hij op en vertrekt in een groen bestelwagentje.
Vogelaars: één soort, met vele verschijningsvormen. Net als de Kemphanen die hier nu in grote aantallen foerageren:

 Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2012