woensdag 28 november 2012

Reproductie



Nederlanders willen graag weten of het goed of slecht gaat in de natuur, we weten ons verantwoordelijk nietwaar? Dus wordt er enthousiast geteld, vaak door vrijwilligers. Maar eerlijk gezegd denk ik dat het ook wel eens zo zou kunnen zijn dat het tellen gewoon een alibi is om er weer eens lekker op uit te kunnen. Zo van: “SOVON heeft weer een teldag gepland, dus ik kan vandaag niet rijden voor het voetbal”. Echter, door alleen te tellen weet je nog niet of het een soort voor de wind gaat, of dat hij in zwaar weer verkeert.  Neem bijvoorbeeld onze nationale troetel-weidevogelsoort, de Grutto. Te lang hebben we gedacht dat het nog best aardig met ze ging, de aantallen namen wel wat af, maar dat leek geen ramp. Totdat duidelijk werd, dat er nog nauwelijks jongen groot werden in ons gangbaar beheerde boerenland. Dat er nog Grutto’s waren kwam vooral omdat de volwassen vogels zulke goede overlevers zijn. (zie ook: Keuzes). Wil je werkelijk weten hoe het zit, dan heb je naast cijfers over de status qua ook inzicht nodig in overleving én reproductie.

In die wetenschap wordt er ook gekeken naar andere soorten, die het ogenschijnlijk voor de wind lijkt te gaan en nu in de Nederlandse polders overwinteren: Ganzen in het algemeen, Kolganzen in het bijzonder. De  Kleurring projecten leveren niet alleen info over hun trekgedrag en waar ze wanneer zitten, maar kunnen ook worden gebruikt  voor de berekening van de overleving van deze vogels. De eerste vogel waarbij ik dit najaar in Blokhoven-Oost een kleurring kon aflezen was op 23 december 1999 gevangen en geringd. Een knappe overlever want alleen al in de provincie Utrecht werden in het winterseizoen 2010-2011 3218 Kollen neergeschoten (cijfers uit jaarverslag FaunaBeheerEenheidUtrecht).

Over de reproductie van onze Kolganzen valt dankzij jarenlang en consequent uitgevoerd noest veldwerk ook wel het een en ander te zeggen. De jonge Kolganzen (aangeduid met een J op de foto’s) zijn goed van de volwassen vogels (aangeduid met een A in de beide onderste foto’s. Klik op een foto voor extra grote weergave) te onderscheiden door te letten op het ontbreken van de zwarte buik- en borstvlekken, aanvankelijk nog geen witte kol, zwarte “nagel’ op de punt van de snavel, lichte veerrandjes op vleugeldek- en flankveren.

16-10-2012 Steenwaard: Kolgans in juveniel kleed

Er bestaan cijferreeksen over het percentage jonge vogels die beginnen in 1960 (!!). Het leek me leuk om een bijdrage aan dit veldwerk te leveren, kijken naar ganzen deed ik toch al. Ik zocht contact met  Kees Koffijberg (de betrokken SOVON onderzoeker), ontving een enthousiaste reactie, uitgebreide instructie en ben inmiddels lekker buiten bezig om groepen Kollen uit te pluizen op de fractie jonge vogels. In de eerste groep van 415 vogels turfde ik slechts 8,9% jongen. Dat leek me verontrustend weinig en ik begon aan m’n eigen cijfers te twijfelen. Maar het bleek te kloppen met de rest van Nederland. Ook daar kwam men met dergelijke lage percentages, waarmee 2012 tot de slechtste vijf broedseizoen sinds 1960 zou behoren. Gelukkig kwam ik bij latere tellingen wat hoger uit.

06-11-2012 polder Blokhoven-O: Kolgans met jongen.
06-11-2012 polder Blokhoven-O: Kolganzen met jongen.

Hoe dan ook, je levert een bijdrage aan de kennis over deze prachtige vogels, het veldwerk blijkt leuk en je kijkt toch net weer wat anders naar een groep ganzen. Je ontdekt structuren en patronen. Dat de paren met jongen vaak in de randen van de groepen zitten bijvoorbeeld. En dat bij gezinnen met jongen de gezinsgrootte behoorlijk kan variëren. Prettige gedachte: Ook vogelend blijk je een leven lang te kunnen blijven leren.

 Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2012

zaterdag 17 november 2012

Raven



Het begint vandaag veelbelovend. Na een grijze week is er mooi ochtendlicht bij het ontbijt en wiekt een Grote zilverreiger laag over het Kooijkerspark. Wintervogeltelling voor de boeg. Met Gerard en Janek rond ik Blokhoven-W. Wat vogels betreft valt het een beetje tegen eigenlijk: Een plukje Kollen de obligate Nijlganzen, een vrolijke Boomklever in een tuin van de Molenbuurt en de eerste Smienten voor dit telseizoen; dat is het wel zo ongeveer. Ondertussen drijft de sluierbewolking steeds meer licht en zicht de polder uit. De wind trekt aan en het wordt waterkoud drupneuzenweer. Janek ziet een Buizerd verdwijnen tussen verre schapen. Er is daar een opstootje gaande waar ook Zwarte kraaien bij betrokken zijn.  Met de uitgepakte scoop ontwaren we een dood schaap dat wordt bezet door een paar forse kraaien. Iets beter kijkend valt op, dat de meeste kraaien en ook de Buizerd op gepaste afstand van het kadaver blijven. Geen wonder. De twee grootste zwartrokken blijken Raven.  Ik kan het haast niet geloven: Er ligt een dood schaap in de polder en het wordt bezet door twee Raven ! De soort spreekt al lang tot mijn verbeelding; door hun hoge intelligentie, hun manier van vliegen, hun stemgeluid, maar vooral omdat ze eigenlijk niet meer in ons opgeruimde land passen. Het zijn namelijk uitgesproken aaseters. Ook hier proberen ze een begin te maken met het opruimen van dit dode schaap; plukken wol worden uitgetrokken. Ik maak een paar foto’s; van ver en door een grijze atmosfeer. Maar ze waren er echt (TIP: klik op een foto voor grotere weergave):

17-11-12: Raven bij dood schaap, zwarte kraaien blijven op afstand

17-11-12 polder Blokhoven: Raven op dood schaap

Waar zal hij beginnen?

17-11-2012 polder Blokhoven: Raven op dood schaap; imposante vogels

Paul en Peter, de Oostploeg, brengen verhalen over mooie groepen winterse Ganzen mee.

Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2012

woensdag 7 november 2012

Altijd buiten ( 310136 – 071112 )

Hoe je nu natuur beleeft wordt onuitwisbaar gevormd door hoe je haar in je jonge jaren mee hebt gemaakt. Neem als voorbeeld deze zoon van een Drentse keuterboer. Hij groeide op in een tijd van harde schaarste waarin elk konijn, dat met blote handen of strik kon worden gevangen, gewoon een feestelijke aanvulling op het menu was. Vogeleieren waren niet alleen mooie gevonden "schatten" maar ook uitermate eetbaar. Uit de boedel van zijn moeder is zijn enig bewaard gebleven lagere school opstel tevoorschijn gekomen. Het droeg de titel: “Eier zoeken”. In de made-landen, op de natte heide of in het veld, rond het Drentse dorp Hooghalen vond hij nog nesten van Kievit, Tureluur, Grutto, Wulp natuurlijk, en zelfs Watersnip en Kemphaan. Door altijd buiten te zijn en te struinen, met alleen de beschikking over zijn eigen zintuigen, leerde hij in het veld te verdwijnen en haarscherp te kijken. Daar hing het van af of hij iets zou vinden of vangen en of hij door de jachtopziener kon worden opgemerkt.

Hij had niet zoveel met vee, des te meer met machines. Erg jong begonnen als inwonend boerenknecht ging hij later dan ook het agrarisch loonwerk in en maakte zo de steeds verdergaande mechanisatie van de landbouw volledig mee. Daar kun je van alles van vinden, maar voor mensen als hij die altijd het zware werk hadden gedaan, was dat een grote verlichting. Ondertussen verplaatste hij in het voorjaar, bij het ploegen, eggen of zaaien zo veel mogelijk nesten, of vervoerde de legsels een paar gangen in z’n platte pet op de trekker, om ze voor verlies te sparen.

Als klein jongetje ben ik vaak met hem naar buiten geweest, struinen rond Hooghalen; het veld was inmiddels overwegend bos geworden. Hij zag alles; in een reflex deed hij een greep onder een struik of in het gras en had een jonge Vlaamse gaai of jonge Fazant te pakken. Dat kon alleen als je doodstil was en voorzichtig en in dekking liep natuurlijk. Druk keuvelend door een bos wandelen? Ik heb er nooit aan kunnen wennen. Of hij tilde me op om naar het zachte blauw van zanglijstereieren te laten kijken; “Niet op de eieren ademen, want anders worden, ze verlaten”. Of dat nou waar was of niet, je werd je wel heel erg bewust van je eigen invloed op het gedrag van dieren en je verantwoordelijkheid daarvoor (Zie ook:  Bezoekeffect“). Heel bijzonder vond ik het om bij hem te merken, dat hij niet in een primitieve passie voor het zoeken van eieren als zodanig, of de jacht is blijven steken. Toen ik hem eens trots een paar moeizaam verkregen eieren van een Zwarte kraai liet zien reageerde hij met: “Was dat nou nödig”? Want natuur, daar bleef je zoveel mogelijk van af en eieren uithalen, zelfs die van een kraai, dat was nergens voor nodig.

9 april 2009: Met oudste kleindochter en de trekker van Jan in polder Blokhoven.
Omdat weidevogels, en zeker Grutto’s, in Drenthe zo ongeveer zijn uitgestorven, dacht ik hem een plezier te doen, door hem in april 2008 uit te nodigen om bij boer Jan ‘op de Grutto’s” te gaan. Hij reageerde veel minder enthousiast dan ik had gehoopt en ik liet het er maar bij. Later vertelde zijn vrouw me, dat hij last had van een heup en opzag tegen het lopen op het oneffen boerenland. “Voor altijd te laat”, denk je dan. Maar op 9 april 2009 leenden we de tractor van Jan en reden we samen alsnog de polder in. Zo'n trekker scheelt een hoop gesjouw. M'n dochter voegde zich 's middags bij ons en we beleefden onvergetelijke uren. Hij zette me toen weer op het spoor dat me lang geleden werd geleerd. Bewondering was er ook: In geen dertig jaar een Grutto-nest gezien en dan onmiddelijk die Grutto in de gaten hebben en feilloos met grote passen naar het eerste nest van dat seizoen benen. Dan zit het diep.

Dit voorjaar hoorde hij dat hij een ongeneeslijke dodelijke ziekte had. Een van de dingen die hij toen moest missen was het gevoel van "ruumte" dat hij buiten om zich heen kon hebben en dat ik zo goed herken. Een van zijn zoons bedacht een iPAD voor hem; polderbloggen deed ik daarop in de wetenschap, dat hij via het wereldwijdeweb over mijn schouder met me mee keek.

In mei waren we voor het laatst samen buiten. We deden een rondje Hooghalen, via Amen, langs de afslag naar "het Paradijs" (een plasje waar we hadden leren zwemmen) en stapten uit bij een beekje, ergens waar de Drentse-A begint. Hoeveel oorsprong kun je eigenlijk in zo'n tochtje hebben? Er waren zachtgeel bloeiende Ratelaars, met daartussen roze spikkels van Echte koekoeksbloem, blauw fladderende Beekjuffers en verhalen over drinkenskuilen waar je makkelijk met tractor en maaibalk in kon kieperen. 

Op 7 november jl. is er iemand gestorven die behoorde tot een generatie buitenlui die van jongs af zo met de natuur was vergroeid, dat wij ons er nauwelijks nog een voorstelling van kunnen maken. Natuurlijk was mijn vader meer dan de man die mij de liefde voor de natuur heeft door gegeven; maar daar schrijf je niet over op het www.

donderdag 1 november 2012

Bruine Buizerd




Zoals hij hier, in de regen, op die betonnen boompaal in de boomgaard zit, oogt hij een stuk minder imposante dan de Slechtvalk die, even terug aan de Achterdijk, de Veldleeuweriken en Spreeuwen de stuipen op het lijf joeg. Minder fel ook dan het Sperwermannetje dat daar vlak voor me langs schoot, een merel in zijn poten, op weg naar zijn plukplaats in de tuin van huize Wavuluaa
Maar onderschat een Buizerd niet. Ik heb eens met eigen ogen gezien, hoe een Buizerd een Bruine kiekendief vrouw haar prooi afhandig maakte; de laatste had geen schijn van kans. En toen vanaf de jaren zestig resistente pesticiden werden verboden en de meeste jachtopzieners stopten met het doorschieten van buizerdnesten en het plaatsen van klemmen greep de soort haar kans. Ze verliet haar bastions op de hogere zandgronden, veroverde heel Nederland en broedt nu tot in de diepste polders en op de wadden. Daarbij hebben zich nu overwinteraars uit Noord- en Oost-Europa gevoegd. 

Ze zijn misschien wel erg gewoon geworden, zo zou je kunnen stellen. Maar omdat ik juist oud genoeg ben om deze roofvogel als schaarse soort te hebben meegemaakt stop ik er nog graag voor om wat beter te kijken. Naar de attentie in de houding en de ogen van de roofvogel bijvoorbeeld. Zo’n vogel ziet gewoon veel meer dan een mens ooit zal kunnen waarnemen. De variatie in verenkleed is groot bij deze soort, waarbij ik dit donkerbruine standaard type wel het mooiste vind. Bepaling van leeftijd is bij Buizerds niet altijd simpel. Jong volwassen vogel, denk ik: De iris is al vrij donker en er is beginnende dwarse streping op de lichte delen onder op de buik. Er lijken wel lichte randen aan de vleugeldekveren te zitten, maar die zijn niet echt scherp getekend. De donkere eindband aan de staart die hoort bij de adulte vogel is flink gesleten; te veel en te lang door de natte boomgaard gesjouwd, op zoek naar regenwormen. Modder op de stevige gele poten. Hij schaamt zich er niet voor.

01-11-2012 Polder Blokhoven, Achterdijk; Buizerd op boompaal.


Nog even over de foto’s: Deze vogel had ik hier fietsend al een aantal keren heel dicht bij de weg getroffen; trapte ik langzaam door, dan bleef hij zitten, stopte ik vloog hij weg. Vanuit de luwte van de auto lukte het deze keer wel om een paar foto’s te maken. Let wel, het regende vanuit een donkere lucht en de vogel zat niet echt dichtbij. De resultaten met dit digiscopen blijven me verbazen. Met dank aan de, mij onbekende, automobilist die stopte en wachtte met passeren om mij de gelegenheid te geven deze opnames te maken. Hoffelijkheid in een koude grijze polder; het bestaat echt.
Alle teksten en foto's ©Sjerp M. Weima 2012