donderdag 31 maart 2011

Prachtboek

 
Kortgeleden verscheen “Weidevogels” van Astrid Kant bij uitgeverij Roodbont. (link naar de uitgever.) Haar fotografie zal de Houtense weidevogelbeschermers bekend voorkomen; ze gaf op de startavond van het seizoen 2009 een lezing over het seizoen van de Grutto aan de hand van haar eigen spraakmakende foto’s. Ik schreef een recensie op mijn INFO -pagina. Iedereen die iets “heeft” met weidevogels of er meer over wil weten zou dit boek moeten lezen, er van leren en genieten. Zo dichtbij weidevogels kom je zelden.

zaterdag 26 maart 2011

Weidegang

Het weer is beslist minder lenteachtig dan de afgelopen dagen. Toch is het de moeite waard om een kijkje te nemen of er al legsels liggen bij Annah en Jan. De koeien gaan eerdaags de eerste percelen voorbeweiden en we willen ze voor zijn. Vogels genoeg: Op het perceel voor ons zit een drietal Grutto’s, er wordt vooral gevreten en soms worden de degens gekruist of wordt er gedreigd met breed gespreide staarten. Een vogel draait luid roepend een hoge baltsronde. We zijn blij ze weer hier te treffen.
Vrijwillig nog niet beschermde broedende Kievithaan


De meeste Kieviten zitten op de middelste percelen. Hier is ruige mest gestrooid; dankzij het gebruik van een nieuwe machine is het kostbare materiaal prachtig fijn verdeeld. Het lijkt de Kieviten hier goed te bevallen, want met de telescoop zijn 5 vogels te zien die op het nest zitten. Het blijft lastig om het jachtinstinct te onderdrukken en ze niet alvast, voor de zekerheid, op te zoeken en te marekeren. Maar de komende weken worden ze in het geheel niet bedreigd door de poten van grazende koeien. Ik teken de nesten globaal in op een perceelkaart. Twee paar Tureluurs schuifelen onopvallend karakteristiek in de buurt van de slootkanten. Maar ook deze soort maakt al een baltsvlucht. Spreeuwen foerageren als een compacte groep dan weer hier, dan weer daar. Ze hebben de laag voor ons langs vliegende Sperwer beduidend sneller in de peiling dan wij. Achter de “Hoge Boogerd” schroeven twee lichtgekleurde Buizerds omhoog, ze worden belaagd door grote meeuwen. Vijf Veldleeuweriken vliegen op van het perceel voor ons. In de slootkant slobbert een Krakeend.

Naar buiten !! Moet je die opgewonden koppen zien.




Koeienpoten op weg naar Kievithaan

Janek, het jongvee, dat al langer buiten is en ik zijn bevoorrecht omdat we er getuige van zijn dat vandaag de koeien voor het eerst de wei in gaan. Je leest de opwinding van de dieren alleen al af aan de stand van hun oren. En natuurlijk wordt er flink gedraafd, worden er elegante sprongen gemaakt en de onderlinge krachten gemeten door de koppen tegen elkaar te zetten en even flink te duwen. Een enkel beest wrijft de kop en hals over de grond. Tussen de poten van de koeien komen Witte kwikstaarten op insecten jagen. Jan beziet het vanaf zijn tractorstoel met eenzelfde genoegen als wij. Voorlopig kunnen z’n beesten hun gang gaan en we spreken af, dat hij een berichtje stuurt als de dames toe zijn aan een nieuw perceel. We zijn koud geworden en ’t is tijd om naar huis te gaan.

donderdag 24 maart 2011

Bezoekeffect

April 1966. Een zondagse middagwandeling door “het Witte zand” en de bossen van Hooghalen. Natte hei, zandverstuivingen en vliegdennen wisselen elkaar af. De handen van m’n vader dwingen mijn broertjes en mij voorzichtig op onze hurken. Rustig wijzend duidt hij ons een reegeit die alert knabbelt van de jonge vogelkers. Opgewonden fluisterend struinen we verder.  Een azende Buizerd (erg schaars toen, dus echt genieten) krijgt dezelfde voorzichtige aandacht. De verschrikt afvliegende Schreeuwekster (een Drentse Vlaamse gaai) had beter haar snavel kunnen houden. Ik krijg een zetje, instructies van pap en beklim de dichtschurende sparrentakken: “Adem inhouden bij het nest”. De zachte glans van de bruingroene eieren in de zorgzaam met plantenworteltjes en haar gevoerde diepe nestkom is indrukwekkend; we hebben een schat ontdekt. “Omstebeurt” mogen we kijken; zolang we maar onze adem inhouden. Onder de indruk gaan we stilletjes verder; niet omdat het moet, maar omdat het vanzelf spreekt dat hardop praten niet past bij dit struinen.
April 2009: Met m’n vader onder een waterige zonnetje op de trekker en in het weiland van Jan in polder Blokhoven. Pap duidt de vlucht van de Grutto met vanzelfsprekende zekerheid, “die komt van haar nest” en loopt feilloos naar de graskom met diepgroene eieren. Zijn: “Moet dat, vier van die hoge stokken?”, als hij me mijn vaste rondgang om het nest ziet maken, wordt onderstreept door een haast voelbare opluchting als de vogel weer op haar nest schuifelt. 

Vrijwillig beschermde broedende Kievit
Naar aanleiding van een eenvoudige veldproef en de publicatie van een SOVON rapport (klik HIER) is onder vrijwillige weidevogelbeschermers eindelijk het gesprek goed op gang gekomen over negatieve bijeffecten van legselbescherming. Het is moeilijk om onder ogen te zien en uit te leggen, dit zogenaamde bezoekeffect. Maar eerlijk gezegd, ik heb me nooit kunnen voorstellen dat er geen effect zou zijn van mijn aanwezigheid in het veld, laat staan wanneer ik een nest ga zoeken en er stokken bij plaats.

Natuur neemt gebeurtenissen zoals ze zijn. Ze heeft niet om mijn aanwezigheid gevraagd en die ook niet nodig. Maar ze reageert wel op mij, altijd !! Of ik haar nu betreed, vertrap, bekijk of fotografeer, bewonder of verstoor, er zit, loop of fiets, ze reageert, altijd zonder oordeel, maar ze reageert. Geen betere plek om te zijn voor mij. Dat maakt mij niet minder verantwoordelijk. Ik heb immers geleerd en weet, voel dat ik een cirkel van invloed om mij heen draag als ik achter de stal vandaan kom en via de betonplaat het land oploop. Het is daar, buiten net als met ons samenleven binnen onze gezinnen, families en bedrijven: het hélpt wanneer je je bewust bent van je “cirkel of influenece”. Dat bewustzijn kan je veel voldoening opleveren en frustraties besparen. Het is te leren, door veel buiten te zijn en daar te kijken of te luisteren en niet te veel te praten. En het is te leren van bescheiden oude buitenlui.

Je kunt reageren op dit bericht, door: Hieronder op reacties te klikken en je tekst in te typen.  Heb je een internet account selecteer dit dan bij "reageer als". Geen internet account? Selecteer dan "anoniem". Geef wel even je naam onder je reactie. Om SPAM te voorkomen wordt je gevraagd een woord na te typen. Moet lukken lijkt me.

zaterdag 12 maart 2011

Er tussen in

12-03-2011; Smienten, wintergasten in bruilofstkleed
De zaterdag van vandaag staat te boek voor een wintervogeltelling. Dat is het ook wel, want er zit nog een Ransuil op zijn vaste winterstek en achter sportpark Blokhoven graast een groepje Smienten aan de slootkant. Binnenkort zullen ze naar hun noordelijk  broedgebied vertrekken en daarom zijn ze nu op hun mooist. Boven de polder jaagt een Slechtvalk samen met een Sperwer de Kieviten en Spreeuwen de stuipen op hun lijf. Maar zittend op een heiningpaal in de weidse polder wordt de grote valk al weer vervaagd door de trilling van de langzaam opwarmende lucht. Ondertussen zijn Buizerds cirkelend en duikend begonnen hun territoria af te bakenen. Daartussen schroeven doortrekkende soortgenoten omhoog. En daar schuifelt, nog wat stiekem en voorzichtig, een Grutto paartje tussen de groepen Kieviten. 

12-03-2011: Deze Kievithaan trekt de aandacht van zijn partner
door te wuiven met zijn staart.
Het kan mevrouw niet boeien


Het meest overtuigd van de lente is deze Kievit bruidegom die met zijn bevederde weergave van een  “maart roert zijn staart”-ritueel en roestbruine onderkant een vrouwtje in de stemming probeert te brengen. Ze zit er ogenschijnlijk onaangedaan bij, maar ik wed dat ze zal zwichten en binnen twee weken en vol overgave op een “viertje” zit te broeden.

zondag 6 maart 2011

Goed gemold

En nu wil ik het weten! Elk jaar aan het einde van de winter vraag ik het me af: Waarom maken de mollen zo veel grote molshopen juist als de winter er mee op houdt? Boeren en buitenlui kwamen deze keer niet met een overtuigend antwoord. Door Talpa europaea, de latijns mollennaam, in te toetsen in “Google Scholar” kom ik er achter dat ik niet de eerste ben die een vraag over mollen heeft. Wat er al niet is onderzocht aan dit intrigerende beestje: Het zichtsysteem (speciale ooglenseiwitten), gehoor, voortplantingshormonen, skeletontwikkeling, vacht, gevoeligheid voor parasieten en zware bodem metalen of kolonisatie van de IJsselmeerpolders (zwemmend over 500m breed water!). Maar niet helemaal wat ik zocht.
Mollenwerk

Hun voedingspatroon biedt meer aanknopingspunten. Mollen leven vooral van regenwormen. Het liefst vangen ze die in de wortelzône van de grasmat. Ondiep gravend werpen ze dan nauwelijks hopen op. De bodemcondities bepalen waar de regenwormen zich ophouden. Droogt de grond uit, dan gaan de wormen dieper waar het nog vochtig is en moeten ook de mollen meer werk en grond verzetten om bij hun prooi te komen. Zo ook in de winter, wanneer de bovenlaag van de bodem bevriest gaan de wormen onderuit en moeten mollen dieper graven en veel grond verzetten. Maar dan weet ik nog niet waarom juist die hopen aan het einde van de winter worden gemaakt. Komen de wurmen dan weer binnen bereik of komt het doordat de mollen in de loop van de winter tot 30% in gewicht zijn afgenomen. Dat moet voor het a.s. voortplantingseizoen weer worden aangevuld en daar moet flink voor worden doorgegeten en gegraven. Zou kunnen.

Mollen hebben een territorium, waarbij de mannen en jonge dieren een groter gebied benutten dan de vrouwtjes en de territoria in weiland kleiner kunnen zijn dan in akkers; kwestie van voedselaanbod. De diepe gangen worden ook benut om insecten die er in denken te kunnen schuilen te verorberen. Mollen hebben geen dag-nacht ritme, maar wisselen actieve perioden van zo’n 8 uur af met rustperiodes die liefst in hun nest worden doorgebracht. Interessante beestjes.

vrijdag 4 maart 2011

Nog een beetje winter graag

Het zijn vaak m’n beste momenten in de polder. Een doordeweekse dag (nee, niet vandaag) met matig weer en weinig zicht, koud, maar geen wind. Dan is het zeldzaam stil en is er zo weinig verkeer, dat de Grauwe ganzen tot in de berm van de Achterdijk zitten. Mopperend schuifelen ze aan de kant of protesteren hartgrondig als ze op de vleugels gaan. Onzichtbaar zijn ze, maar de Kollen aan de achterkant van de boomgaard maken een heerlijk wintergeluid; het moeten er veel zijn. In de berm van de Pothuzierweg heb ik zicht op een groepje Grauwe en Kolganzen en kijk of er nog iets anders tussen zit. Een poosje sta ik zo te genieten van hun rustig gebabbel, als een eenzame wandelaar met een schuw hondje, of is het andersom, me schielijk passeren. Daarna zit het geluid van de avondspits op de Provinciale weg me een beetje in de weg als ik over het Overeind kar. Het wordt naar de achtergrond verdrongen door een grote groep ganzen die de veiligheid achter de boerderijen heeft opgezocht om te grazen; er is weer flink geschoten in de polder de afgelopen dagen. Ik heb zicht op zo’n 800 Brandganzen die wat verder grazen dan de 250 Kollen.

Kleine rietgans tussen de Kollen in Blokhoven Oost.
Een korte donkere snavel, met roze puntje,
de bovenzijde is lichter dan de flank.


Donker afstekende koppen op korte, lichtbruine, nekken. 
Formaat Kolgans of zelfs iets kleiner.
(Sorry voor de beeldkwaliteit, maar er was zo weinig licht
 dat zelfs de autofocus het liet afweten).

Meerdere keren heb ik de groep door gelopen met m’n telescoop voordat ik de donkere kopjes van Kleine rietganzen heb ontdekt. Die zien we hier niet vaak! Een keer eerder zag ik een groep van meer dan 100 vogels, niet ver van hier, achter de “Hoge Boogerd”, nu zijn het er drie. Kleine rieten komen na het broeden op Spitsbergen via Denemarken vaak al vroeg naar ZW Friesland. De rest van Nederland slaan ze daarna over om met z’n twaalfduizenden (dat is dan wel de hele wereldpopulatie) in (Zeeuws)-Vlaanderen te overwinteren. Meer info. Deze Blokhovense kleine rieten maken deel uit van het contingent vogels dat al weer bezig is aan een lange terugtocht naar het noorden waar een zomer vaak nog  koeler is dan onze winter.

Inderdaad, de lente komt er onontkoombaar aan,
straks en met niets verhullend licht. 
Laat mij nog even genieten van een winter die zo vroeg begon,
maar nog steeds op zich laat wachten.

woensdag 2 maart 2011

Stille uittocht

Vogels kunnen sneller reageren op veranderingen dan kruipend en lopend gedierte; ze kunnen vliegen! Hebben ze eenmaal hun succesformule ontdekt dan veroveren ze in een vlot tempo onze wereld.
1948: nieuw in Nederland Turkse tortelduif.
Turkse tortelduiven tref je nu overal aan waar graanresten te vinden zijn: bij van der Gorp in de Heul, op de maiskuil, in stallen of wanneer de vogelliefhebber te uitbundig voor zijn tuinvogels heeft gestrooid. En dan te bedenken dat er tot 1900 geen Turkse tortels in Europa voorkwamen en in 1948 voor het eerst in Nederland werd gebroed *). Wat is er in zo’n vogelgestel of onze omgeving veranderd dat deze tortel zicht zo wist te vermeerderen? Er zijn meer voorbeelden van wereldveroveraars. Vanaf 1936 gebruiken Bonte vliegenvangers Nederlandse nestkastjes *). Kuifeenden waren vroeger zeldzaam en broeden nu langs de poldersloten van Blokhoven. Je treft ze zelfs in parkvijvers omdat hun voornaamste voedselbron, “exotische” driehoeksmosselen, hier nu in overmaat voorkomt. Deze soorten kwamen geheel op eigen kracht naar ons land.
Kuifeenden broeden langs de sloten van polder Bokkhoven 
Andere vogels als Fazanten, Nijlganzen en Halsbandparkieten werden een flink stuk door ons op weg geholpen. Maar ook bij hen ging vaak een lang inburgeringstraject vooraf aan uitbreiding van de populatie. In Engeland vlogen Nijlganzen al in de negentienvijftiger jaren vrij rond, op 14 juli 1991 zag ik ze voor het eerst in de Honswijkerwaarden; een aanwinst voor mijn soortenlijst.
Er zijn mensen die zich opwinden over zulke nieuwkomers. De tortels koeren te vroeg en te hard in onze dakgoten en houden ons uit de slaap. De ingevlogen Bonte vliegenvangers pikken soms de voor onze koolmezen bedoelde nestkasten in en Nijlganzen gedragen zich agressief naar andere soorten en krijgen de schuld van de achteruitgang van de weidevogels.
Eerlijk gezegd, denk ik dat we ons beter druk kunnen maken om de soorten die ondertussen stilletjes verdwijnen uit Nederland. Daar zijn opvallend veel boerenlandvogels bij als Zomertortel, Grauwe gors, Ortolaan, Veldleeuwerik, Watersnip, Kemphaan en wellicht straks Grutto. Zij hebben zich niet kunnen aanpassen aan de snel moderniserende landbouw. Wie maakt zich daar druk over? Alleen van de Grutto-redding wordt echt werk gemaakt.

Maar het is niet de schuld van de “luidruchtige” nieuwkomers dat de bescheiden, onopvallend kleurrijke, onaangepaste vogelsoorten uit onze boerennatuur dreigen te verdwijnen. Het is denk ik net als met de democratisch gekozen overheden van onze samenleving; we krijgen de natuur die we verdienen.
*) Gegevens uit: "Die vreemde vogel" door Jan Bos en Jan van de Kam, 1973, Ploegsma Amsterdam, alleen nog in het antiquariaat te krijgen.